Loading…

3.4 Vroege Middeleeuwen – Kennis & Vernieuwing

Van donkere middeleeuwen naar Karolingische renaissance

Verhaal van Gelderland - B1_T03_P_IJzerproductie_CMYK-1024x916
De productie van ijzer – In deze infographic zie je hoe het ijzer door horigen en lijfeigenen werd verhit en versmeed tot landbouwwerktuigen en wapentuig.
Bron: Frédérik Ruys, collectie Erfgoed Gelderland (Verhaal van Gelderland boek 1, pagina 321), CC-BY-NC

De bewoners van het Gelderse gebied leefden in de vroege middeleeuwen op het platteland. Boeren woonden met enkele families in kleine nederzettingen waar ze het land bewerkten. Hoewel veel hetzelfde bleef onder het gezag van de Frankische koningen wil dit niet zeggen dat er niets veranderde in de vroege middeleeuwen. Deze periode blijft echter lastig te doorgronden bij gebrek aan schriftelijke bronnen. Onze kennis berust met name op archeologische vondsten: grafvelden, grafgiften en plattegronden van nederzettingen. In de Karolingische tijd groeide de documentatie, mede door toedoen van Karel de Grote. We krijgen een beter beeld van de inrichting en exploitatie van het land volgens het domeinstel.

Een agrarische samenleving

Na het afbrokkelen van het Romeinse gezag aan het begin van de vroege middeleeuwen, nam de bevolkingsdichtheid in het Gelderse gebied af. Vroegere versterkte nederzettingen werden verlaten. Veel boeren zochten hun heil op hoger gelegen gronden door een toename van rivieroverstromingen. Onze kennis over boerderijen in het Rivierengebied is helaas vrij mager. We weten iets meer over de bewoning op de zandgronden in de Liemers, in de Achterhoek en op de Veluwe. Aan de hand van nederzettingsplattegronden kunnen we ons een beeld vormen van het dagelijks leven van Gelderse boeren. Vaak bestond zo’n nederzetting uit één of enkele boerderijen naast elkaar, bewoond door één of meerdere families of familiegeneraties. Zij woonden waarschijnlijk samen onder één dak met hun koeien, kippen, varkens en ganzen. Uit archeologische plantenresten blijkt dat boeren onder meer rogge, gerst en haver verbouwden, maar ook peulvruchten, prei en peen. Voorbeelden van zulke vroegmiddeleeuwse nederzettingen vinden we onder meer bij Zelhem en bij Zutphen (Erve Eme).

De ‘donkere’ middeleeuwen

Bij gebrek aan schriftelijke bronnen weten we weinig over het onderwijs, de taal of de geletterdheid van de Gelderse bewoners in de vroege middeleeuwen. Ook zijn grote uitvindingen en vernieuwingen lastig te duiden. Onze kennis komt vooral uit archeologische vondsten, en daarvoor geldt dat het materiaal schaars en soms lastig te dateren is. Dit geldt zeker voor de eerste helft van de vroege middeleeuwen (ca. 500 – ca. 750). Vanaf de achtste eeuw neemt het aantal geschreven bronnen toe en krijgen we een duidelijker beeld van deze periode.

Een nieuwe koning-keizer

Een belangrijke speler in dit proces was de Karolingische koning Karel de Grote. Door de veldslagen van Karel was een groot deel van Europa aan het begin van de negende eeuw onderdeel van het Frankische Rijk. Ook het Gelderse gebied viel nu volledig onder het Frankische gezag. Rond 800 liet Karel zich vervolgens in tegenstelling tot de eerdere Merovingische koningen niet alleen kronen tot koning, maar ook tot keizer. In Rome nog wel. Hij trad hiermee in de voetstappen van de oude Romeinse keizers als ‘legitieme’ opvolger.

Steun aan de wetenschap

Karel de Grote hechtte veel waarde aan het onderwijs en de wetenschap. Hij liet een reeks wetten op schrift stellen (de Capitularia) en stichtte scholen voor jongemannen. Hij ontving geleerden van heinde en verre aan zijn hof, waaronder de geschiedschrijver Einhard. Karel was leergierig: hij liet zich door zulke geleerden onderwijzen in de wetenschappen, van wiskunde tot sterrenkunde. Ook introduceerde Karel een nieuwe lettersoort: de Karolingische minuskel. Dit was een goed leesbaar middeleeuws schrift dat tot circa 1200 werd gebruikt in manuscripten. Door zulke ontwikkelingen wordt deze periode ook wel de Karolingische renaissance genoemd.

Verhaal van Gelderland - 3
Het ijzer smeden als het heet is – Het Utrecht Psalter, een manuscript in de Universiteitsbibliotheek van Utrecht, geeft een goed beeld van het leven in de negende eeuw. Hier is een afbeelding van een smidse te zien.
Bron: Universiteitsbibliotheek van Utrecht
Verhaal van Gelderland - 3
Vita Caroli Magni – Tekstpassage over de ‘paleizen van prachtig vakmanschap’ te Nijmegen en Ingelheim in Einharts Vita Caroli Magni, een negende-eeuws handschrift, dat bewaard wordt in de Österreichische Nationalbibliothek te Wenen.
Bron: Österreichische Nationalbibliothek, Wenen

Domeinstelsel

Onder Karel de Grote kwam het domeinstelsel sterk op. Door de groei van het aantal geschreven bronnen, krijgen we een beter beeld van de exploitatie van het land volgens dit stelsel. Nieuw gewonnen gronden werden verdeeld onder trouwe edellieden, kerken en kloosters. Deze gronden werden eerst ontgonnen en vervolgens bewerkt door lijfeigenen en horigen. De horigen waren onvrije boeren die moesten werken voor de landheer. Het beheer van deze goederen liet de landheer vaak over aan dienstlieden of ministerialen. Het domeinstelsel zorgde enerzijds voor een nieuwe maatschappelijke ordening, met grote sociale ongelijkheid als gevolg. Anderzijds zorgde dit stelsel ervoor dat land sneller ontgonnen en efficiënter bewerkt kon worden.

Bloei van ijzerproductie

Vanaf de achtste eeuw kwam er een opmerkelijke plattelandsindustrie tot bloei op de Veluwe en de Achterhoek: de productie van ijzer. In de Veluwse grond vond men veel ijzerhoudende klapperstenen (een ijzerrijke korst met een kern van leem of klei). In de drassige gebieden (‘broeken’) in het westen van de Achterhoek zat veel moerasijzerts. Vanwege deze cruciale grondstoffen waren de gebieden erg interessant voor de Frankische vorsten. Met name onder de Karolingische koningen groeide de ijzerproductie aanzienlijk. Horigen en lijfeigenen produceerden dit ijzer. Zij gebruikten houtskoolmeilers om hout te verbanden tot houtskool. De houtskool werd gebruikt als brandstof voor smeltovens en smederijen. In de smeltovens werd de ruwe ijzererts verhit tot smeedbaar ijzer. Archeologische resten van ijzerovens, houtskoolmeilers (afgedekte heuveltjes waar houtskool in werd verbrand) en ijzerslakken (afvalproducten van de ijzerproductie) geven een indruk van de hoogtijdagen in de ijzerindustrie.

IJzeren wapens en landbouwwerktuigen

Het ijzer was van groot belang voor het maken van hoefijzers, spijkers en duurzame landbouwwerktuigen zoals sikkels, zeisen en ploegen. Zulke ijzeren gebruiksvoorwerpen waren niet meer weg te denken van de boerderij. Hiermee konden Gelderse boeren het land niet alleen makkelijker ontginnen, maar ook sneller bewerken. De groei van de ijzerproductie ging dan ook hand in hand met de sterke opkomst van het eerdergenoemde domeinstelsel. Naast landbouwwerktuigen produceerden smederijen op grote schaal ijzeren wapens: zwaarden, pijlen, bijlen en messen. De Frankische vorsten konden deze wapens goed gebruiken tijdens de militaire campagnes om hun rijk verder uit te bouwen. Een deel van het wapentuig werd verhandeld richting Scandinavië en Engeland.

Verhaal van Gelderland - B1
Twee boerderijen bij Doesburg – Een van de twee opgegraven boerderijen in Beinum bij Doesburg. De boerderij, die tussen 900 en 1225 heeft bestaan, kende twee bouwfasen. Links de eerste fase, met een boerderij, een schuur en een waterput. Rechts hetzelfde erf, maar nu in de tweede fase. De boerderij is vrijwel op dezelfde plek herbouwd, de schuur werd eveneens herbouwd, en men sloeg een nieuwe waterput. Omdat alles in hout was gebouwd, had een boerderij maar een gemiddelde levensduur van 50 tot 100 jaar.
Bron: Marjolein Haars (BCL Archaeological Support), collectie Erfgoed Gelderland (Verhaal van Gelderland boek 1, pagina 313), CC-BY-NC

De verspreiding van het christendom in het Gelderse gebied

Vanaf de zevende eeuw groeide het aantal missionarissen in het Gelderse gebied. De heersende Frankische vorsten steunden de missionarissen. De vorsten stichtten kloosters en missiecentra van waaruit het missiewerk – vaak gepaard gaande met geweld – werd ondernomen. In de vorm van munten, geschriften, relieken en afbeeldingen van heiligen verspreidde christelijke propaganda zich in nederzettingen en op het platteland. In Gelderland verschenen vanaf de achtste eeuw ook de eerste (kleine) kerken. In de nieuwe kerken en kloosters werden goederenlijsten, oorkonden en annalen opgesteld. Dankzij deze toename van schriftelijke administratie krijgen we meer zicht op de middeleeuwse samenleving.

Bekijk Gelderse collecties

Deze collectiestukken, afkomstig uit Gelderse collecties, passen bij het thema Kennis & Vernieuwing in de tijd van de Vroege Middeleeuwen.

de collectiestukken

Gordelgarnituur

Nationaal Onderduikmuseum

Haardstenen (5 stuks), roodgebakken, met 5 verschillende afbeeldingen

Stadsmuseum Doetinchem

Ruiterfibula ingelegd met rood granaat

Rijksmuseum van Oudheden

Lees meer verhalen

Deze verhalen vertellen je meer over het thema Kennis & Vernieuwing in de tijd van de Vroege Middeleeuwen.

de verhalen

Kastelen te Malsen en Geldermalsen

In een oorkonde uit 850 is sprake van Uberan Malsna, later Bovenmalsen en Buurmalsen genoemd. Ten zuiden van de Linge moet er dan een Nedermalsen..

De Kelten en het Gelderse Oostelijk Rivierengebied

De invloed van de Kelten is in Noord- en Midden-Nederland vrij groot geweest, met name in het Gelders Oostelijk Rivierengebied. Hoewel er zich hier..

Kloosters worden grootgrondbezitters

In de vroege Middeleeuwen verspreiden evangeliepredikers het christendom in Nederland. Niet zonder problemen, zoals in 754, als Bonifatius in Dokkum..