Vroege middeleeuwen
Economie & Uitwisseling
Handelsnetwerken in het Frankische Rijk
Gelderland bevond zich in de vroege middeleeuwen aan de grens van het Frankische Rijk. Dat betekent niet dat de regio geïsoleerd was. Dit had te maken met de ligging van het gebied. Gelderland werd doorkruist door de kort daarvoor ontstane IJssel, de Maas, de Waal en de Rijn, waarvan de laatste fungeerde als de slagader van het noordwestelijke handelscircuit. Via de rivieren konden de bewoners van het Gelderse gebied profiteren van contacten met het Frankische Rijk in het zuiden, de Friezen in het Noorden en de Saksen in het oosten.
Exotische kralen in een vroegmiddeleeuwse ketting
In een zesde-eeuws grafveld bij Lentseveld vonden archeologen niet alleen geïmporteerde, op draaischijf vervaardigde Frankische knikwandpotten maar ook kralenkettingen. De kralen in de kettingen illustreren als geen ander het omvangrijke uitwisselingsnetwerk van de vroege middeleeuwen. De kralen zijn afkomstig uit de verre uithoeken van en voorbij het voormalige Romeinse Rijk, van India tot aan het Middellands Zeegebied en van de Baltische streken tot aan het Nabije Oosten. De graven behoorden vermoedelijk toe aan rijke boeren. Uit deze grafgiften blijkt dat zij toegang hadden tot dit uitwisselingsnetwerk.
Regionale verschillen
Het verschilde regionaal sterk in welke mate een gebied in de vroege middeleeuwen in contact stond met het Friese of Frankische uitwisselingsnetwerk. Zo lijkt het erop dat de Veluwe goed toegang had tot deze netwerken. In dit gebied vinden archeologen op draaischijf geproduceerd aardewerk uit het Duitse Rijnland. Ook vinden archeologen in een grafveld bij Putten (gedateerd tussen de zesde en achtste eeuw) meerdere kostbare geïmporteerde spullen, waaronder een met goud en zilver ingelegde riemverdeler en een bronzen gesp. In het oosten van het Gelderse gebied, in de Achterhoek, is daarentegen nauwelijks geïmporteerd aardewerk gevonden. Hier vinden archeologen vooral handgevormd aardewerk. Pas vanaf de negende eeuw wordt hier de aanwezigheid van Frankische en Saksische handelscontacten merkbaar.
Klinkende munt
Een deel van de noordelijke streken langs de Maas en de Rijn was dus betrokken bij het Frankische handelsnetwerk. Dit blijkt ook uit de vondst van gouden Merovingische munten. In de zesde eeuw produceerden muntmakers imitaties van oude Romeinse munten, de solidus en de tremissis. Op de munten stond niet alleen de naam van de plaats waar de munt geslagen was, maar ook de naam van de muntmeester en soms de naam van de heersende Merovingische vorst. Hierbij moet wel gezegd worden dat deze munten zelden werden gebruikt voor alledaags gebruik. In de muntschat uit Escharen, gedateerd tussen 590-600, zitten munten met op de voorzijde Niomago/Nionag (Nijmegen) en op de achterzijde Magna vico (mogelijk een wijk nabij Nijmegen). Deze munten zijn zeer waarschijnlijk in (of nabij) Nijmegen geslagen. Ze hadden bovenal een symbolische functie.
Tussen invloedsferen en handelsnetwerken
In de zevende eeuw lag het Gelderse gebied tussen verschillende invloedsferen. De Frankische machthebbers breidden hun handelsnetwerk uit vanuit het zuiden naar het noorden en oosten. In het oosten konden de Saksen gebruik maken van een nieuwe rivier, de IJssel. De IJssel ontwikkelde zich in de loop van de vroege middeleeuwen tot een nieuwe handelsroute. En in het noorden voeren de kooplieden van Noordwest-Europa: de Friezen. De Friezen namen in het midden van de zevende eeuw de opkomende handelsnederzetting Dorestad in. De Rijnmond, Utrecht en een groot deel van het noorden van het rivierengebied stonden hiermee tijdelijk onder Friese invloed. Dit duurde niet lang. De Franken zetten hun zinnen op Dorestad. De hofmeier Pepijn II versloeg rond 690 de Friese koning Radbod, waarna Dorestad, het gedeelte rond de Rijn en vermoedelijk het Gelderse rivierengebied opnieuw hoofdzakelijk binnen Frankische invloedsferen kwamen. De Frankische vorsten breidden vervolgens hun macht steeds verder uit om de Rijn volledig binnen hun invloedsfeer te krijgen. Rond 750 was de Rijn een Frankische rivier die fungeerde als ‘slagader’ van het handelsnetwerk in het noorden van het Frankische Rijk. Via deze rivier werden exotische goederen en bulkhandel (o.a. hout, natuursteen, fruit, aardewerk en zout) vervoerd.
Groei van marktcentra
Met de ontwikkeling van de Friese en Frankische handelsnetwerken groeiden interregionale marktcentra langs de Kromme en de Oude Rijn. De handelsplaats Dorestad beleefde zijn hoogtijdagen in de achtste eeuw en eerste helft van de negende eeuw. Een deel van Dorestad lag vermoedelijk nabij het huidige Gelderse Rijswijk. Dit deel is volledig weggespoeld. In het Gelderse gebied zijn er verder nagenoeg geen sporen gevonden van grote riviernederzettingen uit de achtste eeuw. Ook de veelgebruikte kleine, zilveren munten – de sceatta’s – zijn nauwelijks in Gelderland teruggevonden. Toch zal het Gelderse gebied zeer waarschijnlijk wel een graantje mee hebben gepikt als doorvoerroute. Het enige regionale centrum in Gelderland rond 700 lag vermoedelijk in Nijmegen. Hier vinden archeologen oranje- tot roodkleurig aardewerk, gemaakt op een draaischijf. Deze opvallende potten wijken af van het geïmporteerde aardewerk uit het Duitse Rijnland. Vermoedelijk zijn de potten vervaardigd in Ubbergen en werden ze via Nijmegen verhandeld in de regio.
Tiel bloeit op als handelsplaats
Dorestad nam lang de koppositie in als handelsnederzetting in het rivierengebied. Na het verzanden van de Rijn en meerdere Vikingaanvallen verschoof het economische zwaartepunt eind negende eeuw van Dorestad naar Tiel. Veel kooplieden en handelaren die oorspronkelijk in Dorestad woonden, trokken naar deze nieuwe handelsnederzetting. Tiel beleefde een bloeiperiode tussen 925 en 1050. De nederzetting profiteerde van haar ligging bij de splitsing tussen de Waal en de Linge. Tiel onderhield contacten met het Rijngebied en het Angelsaksische gebied. Dit blijkt onder meer uit de bekading van de Lingeoever: het hout dat hiervoor is gebruikt komt van vroegmiddeleeuwse Engelse boten. Tiel sloeg ook een eigen zilveren munt. Deze munten zijn in heel Noord-Europa teruggevonden. Vanaf het midden van de elfde eeuw daalde het belang van de handelsplaats door het verzanden van de Linge. Nieuwe handelscentra, waaronder Nijmegen en Zaltbommel, namen het stokje over.
De economie van een boerderij
Toch moeten we een belangrijk economisch aspect van het Gelderse economie niet vergeten. Slechts een heel klein deel van de bewoners in het Gelderse gebied was handelaar. Het overgrote gedeelte van de bewoners was boer. Zeker vanaf de Karolingische koningen kwam het domeinstelsel sterk op. Grote delen van het land werden vervolgens geëxploiteerd volgens dit systeem. De Karolingische koningen gaven nieuw veroverde landgoederen te leen aan trouwe vazallen. Het land werd vervolgens ontgonnen en bewerkt door horigen, in opdracht van de landheer. De horigen droegen een deel van de opbrengsten af aan de landheer. Op de Veluwe en in de Achterhoek hielden de horigen zich ook bezig met een andere belangrijke economische tak: de ijzerindustrie.
Handelen in zwaarden
In de Veluwe en het IJsseldal vond je belangrijke ruwe grondstoffen: klapperstenen en moerasijzererts, cruciaal voor de ijzerindustrie. In de achtste eeuw bloeide de ijzerproductie op in deze gebieden. Het ijzer werd gesmeed tot landbouwwerktuigen en wapens, zoals bijlen, pijlen en zwaarden. Het wapentuig werd ook verhandeld naar Engeland en Scandinavië. Plaatsen als Deventer, Zutphen, Elten en mogelijk Zelhem speelden vanaf 900 een belangrijke rol hierin, niet alleen in de productie van ijzer maar ook in de verspreiding van de eindproducten.
Bezoek de musea
Deze musea vertellen met hun vaste collectie het verhaal van Economie & Uitwisseling in de tijd van de Vroege middeleeuwen.
de kaart
Luister naar de podcast
Ontdek in de Verhaal van Gelderland Podcast verrassende feiten, nieuwe inzichten en spannende verhalen over economie en uitwisseling in de vroege middeleeuwen.
de podcast
Aflevering: Wie waren de ‘bandeloze’ vroegmiddeleeuwse kooplieden van Tiel?
Op bezoek bij: Flipje en Streekmuseum Tiel en Regionaal Archief Rivierenland
Tiel was rond het jaar 1000 de belangrijkste handelsplaats in de Nederlandse rivierdelta. Rotterdam avant la lettre. Volgens een kroniekschrijver uit die tijd zouden de handelaren in Tiel zich enorm misdragen. Wat deden zij precies? Hoe zag Tiel er in die tijd uit? En wat kwamen de Vikingen daar doen? We ontdekken dat in het Flipje en Streekmuseum Tiel en in het regionaal Archief Rivierenland. Museumdirecteur Jurriaan de Mol leidt ons rond en archiefmedewerker Beatrijs van Dijk laat ons de Tielse Kroniek zien. Archeoloog en schrijver Michel Groothedde vertelt over het belang van land en water voor handelsnederzettingen in de vroege middeleeuwen.
Klik op de playbutton om de aflevering hier af te spelen. Liever de aflevering via Spotify beluisteren? Klik dan op deze link.
Bekijk Gelderse collecties
Deze collectiestukken, afkomstig uit Gelderse collecties, passen bij het thema Economie & Uitwisseling in de tijd van de Vroege middeleeuwen.
de collectiestukken
Gouden tremissis van Justinianus
Rijksmuseum van Oudheden
Gouden tremissis (triëns), mogelijk geslagen te Nijmegen
Valkhof Museum
Karolingische Denier
CODA
Lees meer verhalen
Deze verhalen vertellen je meer over het thema Economie & Uitwisseling in de tijd van de Vroege middeleeuwen.
de verhalen
De Merovingers in de Bommelerwaard
Stroomt er Romeins en Gallisch bloed door de aderen van de Bommelwaardse bevolking? Beluister het verhaal van Jan Bervaes over de Merovingers..
De grensstreek Gelderland – Utrecht
Utrecht en Gelderland hoorden vanaf de vijfde eeuw lange tijd tot hetzelfde Frankische rijk. In de achtste eeuw nam de Karolingische dynastie, waar..
Arneym
‘In Arneym is een kerk die 1 pond belasting betaalt.’ Zo staat het in een goederenlijst uit 893 van het klooster in Prüm (Duitsland – Eifel)..