Prehistorie
Politiek & Samenleving
Archeologie van het dagelijks leven

Bron: Richard Trenning
In de prehistorische archeologie gaat van oudsher veel aandacht naar grafvelden, zoals grafheuvels, urnenvelden en vorstengraven, en naar bijzondere objecten zoals de bronzen halsringen uit het Uddelerveen. Als we dichter bij het dagelijks leven in de prehistorie willen komen, moeten we de aandacht verleggen naar de nederzettingsarcheologie. Daaruit komt een beeld naar voren van kleine boerengehuchtjes, verspreid over het landschap, waarin duizenden jaren lang in essentie weinig veranderde. Deze prehistorische buurtschapjes stonden in contact met elkaar, werkten samen en maakten soms ook gebruik van dezelfde grafvelden. Pas in de loop van de Romeinse tijd verschenen in onze streken – net als in heel Nederland – de eerste dorpjes.
Zwervende gehuchtjes
De geleidelijke overgang van jagen en verzamelen naar een agrarische leefwijze, in de loop van het vijfde en vierde millennium v. Chr., ging gepaard met grote veranderingen in het dagelijks leven. De mobiele leefwijze van de jager-verzamelaars werd ingeruild voor een plaatsvaster bestaan. Verspreid in het landschap verschenen kleine boerengehuchtjes en akkertjes; op graslanden en heidevelden werd vee geweid. De veestapel bestond uit runderen, schapen, geiten en varkens. De eerste cultuurlandschappen begonnen te ontstaan. Van echte dorpen was nog geen sprake. De gehuchtjes bestonden doorgaans uit niet meer dan twee of drie boerderijen. Ook alleenstaande boerderijen, in het Duits treffend als Einzelhöfe beschreven, kwamen tot ver in de Romeinse tijd voor.
In de zandlandschappen verschenen de eerste agrarische nederzettingen op grote zandruggen met vruchtbare bodems, die geflankeerd werden door beekdalen. In het rivierenlandschap waren oeverwallen de beste plekken voor bewoning. De boerderijen bleven niet eeuwenlang op dezelfde plek staan, maar werden soms (over kleinere afstanden) verplaatst. In de archeologie is dit verschijnsel als het systeem van ‘zwervende erven’ bekend komen te staan. De achterliggende redenen zijn niet geheel duidelijk, maar mogelijk gaat het om een combinatie van de uitputting van akkerland en de beperkte levensduur van de – op dat moment uit hout, leem en stro opgetrokken – boerderijen. Overigens ging het doorgaans om woonstalboerderijen, waarin mens en vee onder hetzelfde dak leefden.
In de loop van de prehistorie breidde het cultuurlandschap zich steeds verder uit. In de Gelderse zandstreken is goed te zien dat ook gebieden zoals de Gelderse Vallei en het centrale deel van de Achterhoek, die verhoudingsgewijs nat waren en dus niet de meest ideale omstandigheden voor bewoning boden, in de loop van de ijzertijd bewoond raakten.
Prehistorisch noaberschap?
Dorpen waren er in de prehistorie dus nog niet. Een gemiddeld gehucht bestond vermoedelijk uit tussen de vijf en twintig personen. Geïnspireerd op onderzoek in de culturele antropologie nemen archeologen aan dat het om zogenaamde ‘grootfamilies’ (Engels: extended families) ging, waarvan buiten het kerngezin (ouders en kinderen) ook grootouders, ooms en tantes, neven en nichten en andere familieleden deel uitmaakten. In de laatste fase van de prehistorie lagen deze buurtschappen, zeker in de dichtst bewoonde gebieden, hooguit enkele kilometers uit elkaar. In essentie wijkt dit beeld niet veel af van de verspreide boerenerven die we tegenwoordig tegenkomen op het platteland van Oost-Nederland. En ook in de prehistorie zullen de buren contact met elkaar hebben onderhouden en elkaar met een helpende hand hebben ondersteund bij praktische taken in het dagelijks leven.
De uitgestrekte raatakkercomplexen in de zandgebieden, hoofdzakelijk daterend uit het eerste millennium voor Christus, zijn het beste archeologische voorbeeld voor de samenwerking tussen verschillende buurtschappen. Ze zijn veel te groot om aangelegd en gebruikt te zijn door de bewoners van één gehucht. Daarnaast wijst hun regelmatige structuur op een planmatige aanleg, die op voorhand een goede coördinatie moet hebben gevergd. Hoe dit soort samenwerkingen praktisch vormgegeven werd, en welke vormen van leiderschap daarbij kwamen kijken, is voor archeologen moeilijk te reconstrueren. Duidelijk is wel dat de verbintenis tussen gehuchten niet beperkt was tot dagelijkse praktische werkzaamheden. Zo werden sommige grafvelden uit de late bronstijd tot midden-ijzertijd waarschijnlijk gezamenlijk gebruikt en onderhouden door meerdere gemeenschappen.
De eerste specialisten

Bron: Marjolein Haars (BCL Archaeological Support], collectie Erfgoed Gelderland (Verhaal van Gelderland boek 1, pagina 73), CC-BY-NC
Vanaf zevenduizend jaar geleden waren akkerbouw en veeteelt de belangrijkste bestaansmiddelen. Hoe het dagelijkse werk verdeeld werd tussen de verschillende gezinsleden is uit archeologische bronnen helaas vrijwel niet op te maken. Buiten het zaaien, telen, en oogsten van gewassen en het weiden en verzorgen van vee waren er uiteraard ook vele andere dagelijkse taken, zoals het verzamelen van brandhout, het putten van water en het onderhoud van de boerderijen.
Voor sommige taken waren specifieke vaardigheden en kennis nodig. Dit geldt bijvoorbeeld voor het maken van aardewerk, maar zeker ook voor de productie van metaal. Het smeden van koper en brons was een complexe techniek waarbij gebruik gemaakt werd van kostbare niet-lokale grondstoffen (koper en tin). Het moet een vaardigheid zijn geweest die slechts enkelingen beheersten. Dat dit ambacht als bijzonder werd ervaren, wordt ook duidelijk uit de metaalbewerkingsinstrumenten en primitieve koperen voorwerpen die in laat-neolithische klokbekergraven gevonden zijn. Toch werd aan de overledenen in deze graven niet uitsluitend een ‘identiteit’ als smid toegekend. In dezelfde graven (en ook in veel andere graven van de klokbekercultuur) komen we namelijk ook regelmatig vuurstenen pijlpunten en polsbeschermers tegen, die verband houden met boogschieten. Polsbeschermers zijn bewerkte natuurstenen plaatjes die voorkomen dat de pees van de boog de pols verwondde. Blijkbaar was boogschieten ook een belangrijke en wellicht specialistische activiteit, waaraan in het grafbestel gerefereerd werd.

Bron: Rijksmuseum van Oudheden
Bekijk Gelderse collecties
Deze collectiestukken, afkomstig uit Gelderse collecties, passen bij het thema Politiek & Samenleving in de tijd van de Prehistorie.
de collectiestukken

Zwaard van brons uit de prehistorie
Valkhof Museum

Lanspunt van brons uit de prehistorie
Valkhof Museum

Dolk van koper uit de prehistorie
Valkhof Museum
Lees meer verhalen
Deze verhalen vertellen je meer over het thema Politiek & Samenleving in de tijd van de Prehistorie.
de verhalen

Meta uit Meteren
In de Brons- en IJzertijd kwamen er steeds meer mensen in het rivierengebied wonen. Tijdens opgravingen in de huidige woonwijk ‘De Plantage’ in Meteren..

Jagers-verzamelaars in Deest
Deest heeft al vroeg bewoners. Ze wonen er tijdelijk, van 5000 tot 4000 voor Christus. Ze hebben een basiskamp op een zandkop even ten noorden van..

De eerste jagers en boeren
De geschiedenis van de menselijke bewoning in het gebied waarin Doetinchem ligt, is relatief kort. Als zich hier in de oude en de middensteentijd..