Nederlands Gewest
Economie & uitwisseling
Economische golfbewegingen: bloei en crisis
Het stond er niet best voor met de economie van het gewest Gelre in de zestiende en zeventiende eeuw. Door concurrentie van Hollandse kooplieden, het verzanden van twee rivieren en het oorlogsgeweld, stagneerde de Gelderse rivierhandel. Met name de stedelijke economie raakte hierdoor in de problemen. Boeren op het platteland reageerden flexibel en zochten naar nieuwe inkomstenbronnen. In de eerste helft van de achttiende eeuw was er sprake van een economische neergang. Rond 1750 krabbelde de Gelderse economie weer voorzichtig op.
Kooplieden in de problemen
Het rivierrijke Gelderland diende lang als verbindende schakel tussen het oosten (het Duitse achterland) en het westen en noorden (Holland, Brabant, Vlaanderen en het Baltische gebied). Veel Gelderse steden langs de rivieren profiteerden tussen de elfde en vijftiende eeuw van de doorvoerhandel. In de loop van de zestiende en zeventiende eeuw kwam hier verandering in. Het volume van de handel steeg, maar het aandeel van de Gelderse kooplieden daalde. Dit was deels te wijten aan de Hollandse concurrentie. Holland beschikte over een lucratieve commerciële exportnijverheid en een sterke internationale handelspositie. De Zuiderzeesteden Harderwijk en Elburg, de IJsselsteden en de Gelderse steden langs de rivieren trokken zich steeds meer terug uit de internationale (doorvoer)handel. De stagnering van de Gelderse rivierhandel lag niet alleen aan de Hollandse concurrentie. Strenge winters en het verzanden van de Rijn en de IJssel bemoeilijkten het transport over de rivieren.
Gelderse economie in oorlogstijd
Ook het feit dat Gelre in de zestiende en zeventiende eeuw nagenoeg voortdurend oorlogsgebied was, deed de Gelderse economie geen goed. Gedurende de Tachtigjarige Oorlog maakten Spaanse en Staatse legers het platteland onveilig. Op de rivieren moesten schippers extra schepen inhuren om hun handelswaar te beschermen, wat het transport veel duurder maakte. In de stad was de situatie niet veel beter: Gelderse steden moesten vaak forse brandschattingen betalen aan zowel Spaanse als Staatse legers om plunderingen te voorkomen. Toch was er ook winst te behalen. De ingekwartierde soldaten in Gelderse steden leverden veel geld op voor de stedelingen. Na de Vrede van Münster (1648) trokken deze legers weg. Garnizoenssteden als Nijmegen, Zutphen, Arnhem, Harderwijk en Doesburg zagen met het vertrek van de koopkrachtige soldaten en hun families een belangrijke inkomstenbron verdwijnen.
Welvaartsverschillen tussen oost en west
Vanwege oorlogsgeweld, de verzanding van rivieren en de Hollandse concurrentie stond de Gelderse economie er in de eerste helft van de zeventiende eeuw slecht voor. Het platteland kon de economische neergang nog redelijk goed opvangen, maar in de Gelderse steden ging het er slechter aan toe. Van een ‘Gouden Eeuw’ zoals in Holland, was in Gelre bepaald geen sprake. Het welvaartsverschil tussen de twee gewesten nam toe. Gelre kon dan ook maar een beperkte bijdrage betalen voor de landsverdediging van de piepjonge Republiek. Holland betaalde 58% van het totaal, Gelderland 5,6%.
Nieuwe belastingen
In 1642 besloten de kwartieren van Zutphen, Nijmegen en Arnhem tot een wijziging in het belastingstelsel. Zij voerden een nieuwe vorm van directe belasting in: de verponding. Deze belasting had betrekking op alle onroerende goederen, op de woeste gronden na. Om deze belasting te kunnen innen, moest eerst vastgelegd worden wat er precies allemaal in Gelre aan onroerende goederen aanwezig was. In speciale verpondingskohieren werden alle dorpen en buurschappen beschreven, inclusief de huizen, stallen, weidegronden en markegronden, oftewel: alles waar belasting over berekend kon worden. Toen dit eenmaal was genoteerd, kon in 1651 de eerste verponding plaatsvinden. Voor onderzoekers bieden de verpondingskohieren een schat aan informatie over de Gelderse samenleving rond 1650.
Overzeese belangen: slaafgemaakten
Vanaf de zeventiende eeuw had een deel van de Gelderse adel aandelen in overzeese handel. Gelderse edelen en rijke burgers kochten aandelen in de VOC, WIC en buitenlandse handelsmaatschappijen. Deze maatschappijen verhandelden koloniale producten: katoen, suiker, thee, koffie en kruiden. Deze vonden gretig aftrek in Europa, ook in Gelre. Verschillende Gelderse families hadden ook aandelen in suiker- en koffieplantages, met name in Suriname. Vrouwen, mannen en kinderen werden als slaafgemaakten vanuit Afrika naar de plantages gebracht en moesten hier onder verschrikkelijke omstandigheden werken. Meer informatie over de aandelen van Gelderse families in de plantages, vind je in de digitale publicatie: ‘Sporen van het slavernijverleden in Gelderland’.
Een agrarische economie
In de zeventiende en achttiende eeuw was Gelre nog altijd een agrarische economie. Langs de grote rivieren en in de IJsselvallei fokte men veel rundvee voor de export (vlees en leer) en teelde men graan voor de bovenlokale markt. Op de Veluwe en in het kwartier Zutphen was sprake van gemengde landbouw met akkerbouw en veeteelt gericht op de eigen behoefte en voor de lokale markt. Dit pakte positief uit toen tussen 1650-1750 een Europese landbouwcrisis optrad. Dat schaadde Gelre aanvankelijk relatief weinig, omdat de landbouw minder marktgericht was (op het Rivierengebied na). Toch voelden de boeren in de eerste helft van de achttiende eeuw ook de gevolgen van de crisis. Een deel van hen schakelde over naar nieuwe inkomstenbronnen. Zij kozen voor producten die ze voor een hogere prijs konden verkopen waaronder spek of jenever. Of ze stapten over naar nieuwe gewassen zoals tabak. In de achttiende eeuw kwam het grootste deel van de tabak in de Republiek uit Gelderland. De tabak werd verwerkt in Amsterdam en naar Duitsland en Scandinavië verscheept.
Uitwisseling tussen stad en platteland
In de Gelderse steden sloten schoenmakers, timmerlieden, kleermakers en andere ambachtslieden zich vaak aan bij een gilde. Gilden controleerden de kwaliteit en prijs van producten om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Ze vormden de ruggengraat van de stedelijke economie en de stedelijke cultuur. Gilden werkten vaak nauw samen met de stadsbesturen. Het stadsbestuur organiseerde de week- en jaarmarkten. Hier wisselden stad en platteland goederen uit. Boeren verkochten graan, vlees, zuivel en groente aan de stedelingen. De stedelijke ambachtslieden verkochten kleding, gereedschap, meubels en boeken aan de plattelandsbewoners. Stadsbesturen droegen zorg voor het onderhoud van het marktplein of de markthallen en ze controleerden de hygiëne tijdens markten. Ter ondersteuning en bevordering van de lokale economie financierden stadsbesturen in de zeventiende en achttiende eeuw nieuwe wegen en verbindingen in en rond de steden, zoals havens, veren en schipbruggen.
Bezoek de musea
Deze musea vertellen met hun vaste collectie het verhaal van Economie & uitwisseling in de tijd van het Nederlands Gewest.
Bekijk Gelderse collecties
Deze collectiestukken, afkomstig uit Gelderse collecties, passen bij het thema Economie & uitwisseling in de tijd van het Nederlands Gewest.
de collectiestukken
Dubbele dukaat van Nijmegen
Valkhof Museum
Portefeuille van Gerard Brantsen
Geldersch Landschap & Kasteelen
Suikerpot ‘Voor Vryheid en Vaderland’, 1784–1795
Nederlands Openluchtmuseum
Lees meer verhalen
Deze verhalen vertellen je meer over het thema Economie & uitwisseling in de tijd van het Nederlands Gewest.
de verhalen
Rijn- en Hanzehandel
Op een detail van een tekening uit de tweede helft van de zestiende eeuw liggen handelsschepen naast de Rijnpoort (links). Molenstenen, om graan te..
Ruziemaken om de hessenwegen
Hessenwegen hebben eeuwenlang gediend als belangrijke handels- en reisroutes, waarlangs kooplieden, reizigers en karavanen..
Beroemde Professoren en Studenten
Harderwijk als universiteitsstad (1648-1812) is een apart hoofdstuk in de geschiedenis van onze stad..