Graafschap en hertogdom
Land & Water
Ingrepen in het landschap

Bron: Nationaal archief
De eerste graven van Gelre verzamelden vanaf de elfde eeuw steeds meer landerijen, bezittingen en rechten. Zodoende besloeg het graafschap Gelre (vanaf de twaalfde eeuw in combinatie met graafschap Zutphen) een steeds groter gebied. Het landschap was gevarieerd: hoge zandgronden op de Veluwe, kleigronden langs de rivieren en door heel het gebied uitgestrekte woeste gronden in de vorm van bossen, heide en moerassen. Onder het gezag van de Gelderse graven en hertogen werden veel van deze woeste gronden omgevormd tot gecultiveerde landschappen.
Woeste gronden worden gecultiveerd
Tussen 1000 en 1350 groeide het bevolkingsaantal aanzienlijk. Om de bevolking te voeden, werden er veel woeste of gemeenschappelijke gronden – denk hierbij aan bossen of moerassen – ontgonnen en omgezet in landbouwgrond. Deze nieuw ontgonnen gebieden stonden vaak onder het gezag van de Gelderse graven en later hertogen. Dit blijkt onder meer uit de overgeleverde belastingadministratie van deze periode. Het uitgeven van woeste of gemeenschappelijke gronden verhoogde het rendement en de inkomsten van het territorium. Vooral graaf Reinald I en graaf (en later hertog) Reinald II gaven veel woeste landen uit ter ontginning, vaak in ruil voor een eenmalige koopsom en periodieke belastingen. Vaak bewerkten horigen de nieuw ontgonnen gebieden. Dit waren onvrije boeren in dienst van de heer. Zij ploegden, zaaiden en oogsten, en betaalden cijns aan de landsheer. Door de grote regionale verschillen in landschap en bodemkwaliteit, ontstonden per regio verschillende agrarische activiteiten.
Zelfvoorzienende boeren op de zandgronden
Op de noordelijke en oostelijke zandgronden van de Veluwe en in het graafschap Zutphen werkten veel kleine boeren. Er groeiden gewassen als haver, rogge, gerst en het relatief nieuwe gewas boekweit. Er was hier sprake van een belangrijk – maar lastig te handhaven – evenwicht tussen landbouw en de woeste gronden. De gemeenschappelijke woeste gronden waren essentieel voor de landbouw. Daar haalden omwonende boeren brand- en timmerhout, staken heideplaggen voor hun akkers of lieten hun vee grazen. De graven en hertogen hadden daarentegen halverwege de veertiende eeuw vele duizenden hectares van de woeste gronden op de Veluwe ter ontginning uitgegeven. De afname van woeste grond maakte landbouw in deze regio steeds moeilijker. Daar kwam nog een ander groot probleem bij. Door ontbossing en overbeweiding verdroogde de grond. Op veel plekken kreeg het zand vrij spel. Om overexploitatie tegen te gaan, reguleerden markegenootschappen het gebruik van de woeste gronden. Het mocht maar weinig baten: de bewoners op de Veluwe hadden vanaf de late veertiende eeuw voortdurend te kampen met zandverstuivingen.

Bron: Biblioteca Nacional de España
Marktgerichte landbouw en veeteelt in het Rivierengebied
Langs de Gelderse rivieren was de landbouw meer gericht op de markt. Op de lage, natte weidegronden in de Betuwe en het Land van Maas en Waal, langs de IJssel en in de Liemers liep veel vee. Hier werden paarden gefokt en ossen vetgemest voor de markt. Op de vruchtbare kleigronden verbouwden boeren voedergewassen zoals haver en raapzaad. Deze gewassen vergden relatief weinig arbeid. In het westelijk deel van het Rivierengebied, de Tieler- en Bommelerwaard, kwam een bloeiende fruitteelt tot ontwikkeling. De intensieve landbouw en veeteelt in het Rivierengebied beantwoordden aan de groeiende vraag vanuit stedelijke markten. In de vijftiende en zestiende eeuw ontstonden grote pachtboerderijen. Veel kleinere en middelgrote boeren konden hier niet tegen opboksen en gingen in loonarbeid bij deze pachtboerderijen.
De welvaart van het water
De Rijn, Waal, Maas en IJssel waren voor Gelderland cruciale verkeersassen. Veel steden en dorpen langs de rivieren profiteerden van de welvaart en handel die het water met zich meebracht. De handel liep niet alleen via rivieren, maar ook via de zee. Na grote stormvloeden (waaronder de Allerheiligenvloed van 1170) ontstonden de Waddenzee en de Zuiderzee. Hierdoor beschikte Gelre over een heuse zeekust, perfect voor de opbloeiende Hanzehandel met het Baltische gebied. Gelre kon flink verdienen als doorvoerroute en door zijn aandeel in de zeehandel. Hier hing wel een prijskaartje aan: platteland, dorpen en steden kampten voortdurend met rivieroverstromingen en stormvloeden.

Bron: Marjolein Haars (BCL Archaeological Support), collectie Erfgoed Gelderland (Verhaal van Gelderland boek 2, pagina 140), CC-BY-NC
Beteugelen van het water
De bewoners van Gelre bouwden rivier- en zeedijken om het water tegen te houden, en legden weteringen, geulen en sprengen aan voor de afwatering. Ook de graven en hertogen hadden een belangrijke rol in deze inspanningen. Vanaf het begin van de veertiende eeuw werden dijkrechtenbrieven en weteringbrieven verleend door onder meer Reinald II. Deze brieven regelden het onderhoud van dijken en de afwatering van gebieden. Dit was een belangrijke stap in de regionale organisatie van het waterbeheer. Aparte bestuurscolleges (zogenoemde ‘dijkstoelen’) werden verantwoordelijk voor het waterbeheer en dijkonderhoud. Zij stonden onder leiding van een dijkgraaf, die op zijn beurt werd aangesteld door de hertog. De grondbezitters betaalden voor het onderhoud van de dijk. Steeds meer gebieden kregen in de veertiende eeuw het recht om dijken en weteringen aan te leggen. In sommige gevallen leidde dit tot grensoverschrijdende maatregelen. Zo regelden Gelre en Kleef samen het dijkonderhoud in de Liemers.
Soms besloot een stadsbestuur met grote ingrepen een rivier te verleggen, zodat deze gunstiger langs de stad liep. Zo paste Zutphen de loop van de IJssel aan in 1356 en 1406. In 1530 gaf hertog Karel van Gelre de opdracht de Rijn te verleggen. Die rivier stroomde steeds verder van Arnhem af en hiermee liep de stad inkomsten mis. Door de Rijnbocht af te snijden, liep de rivier weer dichter langs de stad.
Burchten, kastelen, dorpen en steden
In de middeleeuwen veranderde het uiterlijk van het landschap aanzienlijk. Niet alleen door het verlies aan woeste gronden en de aanleg van dijken en weteringen, maar ook door nieuwe bouwwerken en een groeiend aantal nederzettingen. De adel bouwde burchten en kastelen op strategisch gunstige en goed verdedigbare plekken langs rivieren. De rivieren konden molens laten draaien, de slotgracht vullen en ze maakten snel en relatief veilig vervoer mogelijk van goederen en personen. Ook nieuwe dorpen en steden lagen vaak langs grote rivieren of op plekken waar landwegen en waterwegen elkaar kruisten. De bevolking groeide snel en de steden groeiden mee. Deze steden bestonden eerst veelal uit houten huizen. Vanwege brandgevaar stimuleerden stadsbesturen vanaf de veertiende eeuw bebouwing van steen.
Bezoek de musea
Deze musea vertellen met hun vaste collectie het verhaal van Land & Water in de tijd van het Graafschap en Hertogdom.
Luister naar de podcast
Ontdek in de Verhaal van Gelderland Podcast verrassende feiten, nieuwe inzichten en spannende verhalen over Land & Water in de tijd van het Graafschap en Hertogdom.
de podcast
Zonder water geen kasteel
Kasteel Cannenburch ligt in een uniek beken- en sprengenlandschap tussen het Veluwemassief en het IJsseldal. Deze locatie is in middeleeuwen bewust gekozen. Het water was nuttig voor de verdediging van het kasteel, maar nog belangrijker was de drinkwatervoorziening voor de bewoners. Daarbij leverden de watermolens veel geld op. Zonder het water geen kasteel. In deze podcast neemt gids Marieke Dicou ons mee door de Cannenburch in Vaassen. Historicus Rudolf Bosch vertelt over de waterhuishouding op de Veluwe in de late middeleeuwen.
Bekijk Gelderse collecties
Deze collectiestukken, afkomstig uit Gelderse collecties, passen bij het thema Land & Water in de tijd van het Graafschap en Hertogdom.
de collectiestukken

De Mars
Gelders Archief

Kaert belangende de waetermoelens in Maes en Wael
Gelders Archief

Het land van Maas en Waal
Gelders Archief
Lees meer verhalen
Deze verhalen vertellen je meer over het thema Land & Water in de tijd van het Graafschap en Hertogdom.
de verhalen

Een goede afwatering
In 1321 presenteert gravenzoon Reinald II zijn ‘Landtbrief’. Daarin staat dé oplossing tegen wateroverlast voor het hele Land tussen Maas en Waal…

In de ban van de ringdijk
In 1321 schrijft Reinald II van Gelre een Landtbrief waarin hij voor het hele gebied tussen Maas en Waal dé oplossing tegen wateroverlast presenteert ..

Het ontstaan van de polder Arkemheen
In 1356 schonk hertog Reinald III van Gelre aan de bewoners van Putten en Nijkerk het recht hun gronden…