20e eeuw
Sociale (on)gelijkheid
Strijden voor gelijke rechten
Aan het begin van de twintigste eeuw waren de verschillen tussen arm en rijk erg groot in Gelderland. De elite – bestaande uit grote fabrikanten, rijke handelaren, adellijke landgoedeigenaren en andere grootgrondbezitters – had het voor het zeggen. Kleine pachtboeren en fabrieksarbeiders hadden weinig inspraak in het bestuur. Hier kwam in de twintigste eeuw verandering in. Met het uitbreiden van het kiesrecht kreeg elke volwassen man (vanaf 1917) en elke vrouw (vanaf 1919) een stem in de politiek. In de tweede helft van de twintigste eeuw kreeg het sociale vangnet van de overheid steeds meer vorm. De lonen stegen en de middenklasse werd groter. De oude plattelandsadel verloor haar status. Sociale ongelijkheid was nog steeds aanwezig op veel plekken in de samenleving: de vrouwenbeweging en later de LGBTQ-bewegingen streden in Gelderland voor gelijke rechten.
Herenboeren en dagloners
De plattelandssamenleving was aan het begin van de twintigste eeuw hiërarchisch en patriarchaal ingedeeld. In de Achterhoek, het oosten van de Veluwe en in de IJsselvallei hadden kasteelheren en landgoedeigenaren het laatste woord. Als er geen kasteelheer was, gaven rijke herenboeren de toon aan. Vooral in het Rivierengebied en in de Achterhoek woonden veel van zulke herenboeren. De grondeigenaren verpachtten hun grond aan kleine boeren. Deze kleine boeren hadden de grond en de boerderij dus niet in eigendom. Ze waren sterk afhankelijk van de landheer. Ook voor eventuele ondersteuning in tijden van nood waren ze afhankelijk van de hogere klassen. Dagloners genoten nog minder aanzien dan de kleine pachtboeren. Dagloners lieten zich (dagelijks) inhuren voor arbeid op het land.
Arbeiders en fabrikanten
Ook in de Gelderse steden was het verschil tussen arm en rijk erg groot. In steden vormden rechters, artsen en welgestelde fabrikanten de bovenlaag van de samenleving. Daarna volgde de middenstand. Veel lager op de sociale ladder stonden de arbeiders. Zij werkten vaak lange dagen in vieze en ongezonde omstandigheden. In de eerste helft van de twintigste eeuw groeide het aantal fabrieken en nam het aantal fabrieksarbeiders in snel tempo toe. De fabrieken werden steeds groter. Daardoor groeide ook de afstand tussen de fabrikant en zijn arbeiders. De verhoudingen werden zakelijker. Arbeiders richtten vakbonden op om hun rechten te waarborgen en hun werkomstandigheden te verbeteren. Tussen 1900 en 1940 zagen veel arbeiders geen andere oplossing meer dan over te gaan tot staking – vaak met weinig succes. Zeker in Arnhem kwamen stakingen vaak voor.
Algemeen stemrecht
In de loop van de twintigste eeuw verschoven de machtsverhoudingen. Door de uitbreiding van het algemeen kiesrecht konden ook de ‘onderste lagen’ van de sociale ladder in politiek opzicht hun stem laten horen. In de negentiende eeuw golden er nog welstandscriteria om te mogen stemmen, waardoor slechts een klein deel van de bevolking (de hogere klassen) daadwerkelijk stemrecht had. Vanaf 1917 mochten alle mannen (eerst vanaf 25 jaar, later vanaf 23 jaar en nog iets later vanaf 18 jaar) stemmen: arm of rijk, boer of kasteelheer. Vanaf 1919 mochten ook alle vrouwen stemmen. Na de uitbreiding van het algemene kiesrecht groeide de aanhang van de sociaaldemocraten (SDAP) in Gelderland.
‘Oude’ adel verliest vanzelfsprekende status
De uitbreiding van het kiesrecht leidde tot belangrijke politieke, maar ook sociale verschuivingen in Gelderland. Vanaf de jaren twintig veranderde de samenstelling van het provinciebestuur. De grootgrondbezitters en de ‘oude’ adel werden stukje bij beetje vervangen door fabrikanten, ambachtslieden, onderwijzers, journalisten. Alleen van adel zijn of een stuk land in bezit hebben, was niet meer voldoende: onderwijs, kennis en ervaring werden steeds belangrijker. Deze tendens, waarbij de oude plattelandsadel ruimte moest maken voor de sterk opkomende (hogere) middenklasse, zette in de loop van de twintigste eeuw verder door.
Een verzuilde samenleving
Met de wijziging van de grondwet in 1917 kreeg elke volwassen man kiesrecht. In hetzelfde jaar kwam een einde aan de schoolstrijd door de gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs. Bijzonder lager onderwijs kreeg vanaf die tijd net als het openbaar onderwijs overheidsfinanciering. Het gevolg? Gelderland kreeg vanaf de jaren twintig steeds meer bijzondere scholen. De samenleving raakte gaandeweg verdeeld in verschillende maatschappelijke zuilen. De socialisten, katholieken en orthodox-protestanten leefden binnen hun eigen zuil. Zij hadden niet alleen hun eigen scholen, maar ook eigen vakbonden, radiozenders, kranten, dokters en (sport)verenigingen.
Armoede en onvrede: polarisatie neemt toe
In de jaren dertig brak een wereldwijde economische crisis uit. Werkeloosheid en armoede sloegen toe, niet alleen onder landbouwarbeiders maar ook onder fabrieksarbeiders in Gelderland. De onvrede onder de bevolking in Nederland groeide. Nieuwe protestbewegingen eisten verandering. Ook in Gelderland. Rechts-radicale en antidemocratische bewegingen zoals het Zwart Front (een antidemocratische en antisemitische beweging) en de NSB vonden steun bij boeren, de ontevreden middenklasse en werklozen. Hoewel zulke radicale partijen aanvankelijk enige successen behaalden, stagneerde de aanhang in de loop van de jaren dertig. De radicale opmars zette in Duitsland wel door: de NSDAP werd de grootste partij met Hitler als dictator. De Tweede Wereldoorlog brak uit en Nederland werd bezet door de Duitsers.
Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog
In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog legde de bezetter beperkende maatregelen op aan Joodse Nederlanders. Ze moesten kenmerkende gele sterren dragen en werden afgezonderd van de samenleving. De Jodenvervolging kwam in een versnelling vanaf 1942: duizenden Joodse Nederlanders werden opgepakt en getransporteerd naar kampen. In werkkampen moesten zij dwangarbeid verrichten onder verschrikkelijke omstandigheden. In vernietigingskampen werden ze vermoord. Veel Joodse Nederlanders doken onder. Slechts 39% van de Joodse inwoners van Gelderland overleefde de oorlog. Niet alleen Joden, ook homoseksuelen, Sinti, Roma en gehandicapten werden het slachtoffer van de systematische genocide onder de Duitse bezetting.
Een sociaal vangnet
Na de oorlog richtte de overheid zich op het opbouwen en inrichten van een sociaal vangnet. Er volgde een reeks sociale wetten in de jaren vijftig en zestig. Denk hierbij aan de Werkloosheidswet (1952), de AOW (1957) en de Bijstandswet (1965). Door de collectieve financiering van onder meer bejaardenhuizen en verzorgingstehuizen stond de jongere generatie er niet meer alleen voor in de zorg voor oudere familieleden. Met het sociale vangnet was men in tijden van nood, armoede of werkeloosheid niet meer afhankelijk van de kerk of van de patriarchale armenzorg door rijke landgoedeigenaren. Mensen konden leunen op de overheid voor sociale steun. Het opbouwen van de verzorgingsstaat ging gepaard met ontkerkelijking en ontzuiling van de samenleving.
Ontstijgen sociale milieu
Het sociale zorgstelsel bood lagere klassen meer mogelijkheden om het ‘oorspronkelijke’ sociale milieu te ontstijgen. Ook het onderwijs speelde hierin een belangrijke rol. Het werd vanaf de jaren vijftig steeds gebruikelijker en eenvoudiger om voortgezet onderwijs te volgen, zeker na het in werking stellen van de Mammoetwet (1968), de verlenging van de leerplicht en de invoering van studiefinanciering. De middenklasse groeide, de gemiddelde lonen stegen en steeds meer mensen konden zich luxeproducten veroorloven. Dat wil niet zeggen dat er geen armoede was. In verwaarloosde volkswijken woonden arme arbeiders en studenten in slechte omstandigheden door de schaarste aan betaalbare woningen. Soms kraakten zij leegstaande gebouwen uit protest tegen de leegstand en woningnood. In steden ontstonden door deze woningcrisis geregeld protesten, waaronder de Nijmeegse Piersonrellen (1981).
Strijd voor gelijke rechten
Vrouwen hadden het grootste gedeelte van de twintigste eeuw weinig rechten en slechts beperkt toegang tot betaald werk. Zeker als ze trouwden. Ook na de invoering van het algemeen vrouwenkiesrecht (1919) bleven vrouwen gebonden aan een dwingend sociaal verwachtingspatroon: een vrouw moest het huishouden bestieren en de kinderen verzorgen. In de jaren vijftig, na de Tweede Wereldoorlog, verbeterde de positie van vrouwen enigszins. Vanaf 1956 hadden zij geen toestemming meer nodig van hun echtgenoot om geld op te nemen of op reis te gaan. Toch bleef de ongelijkheid aanhouden. Vrouwen kwamen vooral vanaf de jaren zestig en zeventig in actie. In 1970 vond een landelijk congres van de actiegroep Dolle Mina plaats in Arnhem. Vrouwen streden voor de legalisering van abortus, gelijke lonen, kinderopvang en gelijke behandeling. Er werden in Gelderland vrouwencafés, vrouwenopvanghuizen en een vrouwenboekhandel opgericht.
LHBTQ-Beweging
De homobeweging richtte in de tweede helft van de twintigste eeuw organisaties op die voor een gelijke en eerlijke behandeling vochten. Waar aanvankelijk Arnhem met een COC afdeling in de jaren vijftig en zestig als centrum diende voor de homobeweging, nam vanaf de jaren zeventig en tachtig Nijmegen deze rol over. Hier werden diverse verenigingen opgericht met als thuisbasis Villa Lila in het Centrum van Nijmegen aan de In de Betouwstraat. Ook de jongerengroep Stichting Pinkeltje, de oprichting van homocafés, muziekgroepen, filmfestivals en thema-avonden gaven steeds meer ruimte aan de groeiende beweging.
Bezoek de musea
Deze musea vertellen met hun vaste collectie het verhaal van Sociale (on)gelijkheid in de tijd van de 20e eeuw.
de musea
de kaart
Bekijk Gelderse collecties
Deze collectiestukken, afkomstig uit Gelderse collecties, passen bij het thema Sociale (on)gelijkheid in de tijd van de 20e eeuw.
de collectiestukken
Davidster
Vrijheidsmuseum
Zilveren lepel met familiewapen Van Hugenpoth tot Aerdt
Geldersch Landschap & Kasteelen
Gedicht Jood uit de Groene Amsterdammer 24 april 1965
Vrijheidsmuseum
Lees meer verhalen
Deze verhalen vertellen je meer over het thema Sociale (on)gelijkheid in de tijd van de 20e eeuw.
de verhalen
Vrouwenemancipatie
In de tweede helft van de negentiende en in de twintigste eeuw veranderde er veel in de positie van de vrouw in de maatschappij. Tot 1956 was..
‘Dina, now kriegen wi’j et bèter!’
Eduard Riewald (23-06-1939) is geboren en getogen in Doesburg. Hij kijkt terug op de tijd direct na de Tweede Wereldoorlog. Het is een tijd met..
Drie decennia politiek gewelddadig activisme in Arnhem
Stef Ketelaar geeft in het Arnhems Historisch Tijdschrift (het periodiek van Prodesse Conamur) een overzicht van gebeurtenissen rond acht aanslagen..