19e eeuw
Politiek & Samenleving
Maar weinigen hadden een stem in het kapittel

Bron: Gelders Archief
Hoe lang is Nederland eigenlijk een democratie? Velen menen sinds de grondwetsherziening van 1848. Toen werd namelijk bepaald dat de Tweede Kamer voortaan rechtstreeks werd gekozen, de koning onschendbaar was (dat wil zeggen: niet langer boven de wet stond) en de ministers verantwoordelijk werden. In die tijd had echter nog maar zo’n tien procent van de mannelijke bevolking kiesrecht. Rond de eeuwwisseling was dat landelijk ongeveer de helft. In de Oost-Gelderse kiesdistricten en in Elst lag dat percentage overigens toen al een stuk hoger, maar in dat van Arnhem weer aanzienlijk lager. In 1918 konden voor het eerst alle volwassen mannen naar de stembus om hun stem uit te brengen. Alle vrouwen, ongeacht hoeveel geld ze ook bezaten of wat ze hadden gestudeerd, hadden toen nog altijd geen stemrecht. Zij konden pas voor het eerst bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1922 hun stem uitbrengen. Zo beschouwd bestaat echte democratie in Nederland pas zo’n honderd jaar.
Vóór de grondwetsherziening van 1848
Tot 1795 was Gelderland een autonoom gewest dat door de kwartierlijke staten en een landdag werd bestuurd. De steden en de adel maakten in die vergaderingen de dienst uit. Bij de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1814 werden er (volks)vertegenwoordigende lichamen ingesteld. Eerste en Tweede Kamer bewaakten echter voornamelijk de belangen van hen die het daadwerkelijk in het land voor het zeggen hadden: koning Willem I en zijn entourage. Feitelijk was de invloed van het parlement op het beleid zeer beperkt en zaten de leden er vooral voor de bühne. In de provincies benoemde de koning ‘gouverneurs’. In feite waren dat zetbazen die precies deden wat hij van hen verlangde en die goed in de gaten hielden of de koninklijke besluiten ook werden uitgevoerd. Het nieuwe koninkrijk was een eenheidsstaat waarin het voorgoed gedaan was met de autonomie van de voormalige gewesten. De gouverneurs zaten de Gedeputeerde Staten en de Provinciale Staten voor; respectievelijk het dagelijks bestuur en de volksvertegenwoordiging van de provincie. In Gelderland hadden drie ‘standen’ – de adel, de steden en de ‘eigenerfden’ (eigenaren van een bepaalde hoeveelheid land) – elk met dertig zetels zitting in de Provinciale Staten. De heren – vrouwen konden niet in vertegenwoordigende instellingen worden verkozen – vergaderden meestal één keer (later twee keer) per jaar. Tijdens die vaak meerdaagse bijeenkomsten ging het er doorgaans gezellig aan toe. Zoals Willem A. baron Schimmelpenninck van der Oije in 1830 noteerde: ‘Onze Statenvergadering verliep naar wens. Wij hadden weinig te doen. Waren zeer vredelievend en nuttigden goede middagmalen…’.
Rond 1848
Het autocratische bewind van Willem I leverde naast veel ongenoegen bij tal van bevolkingsgroepen ook een torenhoge staatsschuld op. Toen zijn zoon Willem II in 1840 op de troon kwam, was er enige hoop op verandering, maar al snel werd duidelijk dat de situatie onder diens bewind niet zou verbeteren. Bij een aanzienlijk deel van de hogere standen werd de roep om hervormingen wel steeds luider. Deze ontevreden liberalen hadden in het adelgewest Gelderland zelfs een relatief grote aanhang. Hun spreekbuis was de Arnhemsche Courant van de uitgever Carl A. Thieme. Twee vooraanstaande Gelderse liberale volksvertegenwoordigers, Edmond W. van Dam van Isselt en Jacobus M. de Kempenaer, poogden eind 1844 met zeven medestanders grondwetsherzieningen door te voeren. Tevergeefs, de koning was er fel tegen. Toen echter in 1848 in Nederland een revolutie dreigde uit te breken, draaide Willem II als een blad aan een boom en kregen de liberalen hun zin.

Bron: Van Lynden Stichting (Hans Wijninga)

Bron: RKD Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis
Naar een veelkleuriger politiek landschap
Na de grondwetsherziening van de liberale voorman Thorbecke, waarin voor de verkiezing van de Tweede Kamerleden de kiesdistricten een prominente rol gingen spelen, wijzigde de politieke cultuur langzamerhand. In de eerste jaren, toen het aantal kiesgerechtigden nog klein was, werd er vooral op vertrouwenwekkende mannen gestemd: gematigd liberale of conservatieve standgenoten van goede naam en faam. Maar op den duur gingen christelijke voormannen zich storen aan de liberale onderwijspolitiek, waarin de overheid veel te zeggen had over de scholen. Als reactie begonnen zij eigen politieke partijen te vormen. De eerste was in 1879 de Antirevolutionaire Partij van dominee Abraham Kuyper, die zijn loopbaan als hervormd predikant in Beesd was begonnen. Deze partijen verlangden van hun kandidaten dat ze zich aan het partijprogram hielden. Het politieke landschap werd door de uitbreiding van het mannenkiesrecht steeds veelkleuriger. Dat bleek in het heterogene Gelderland met de verschillende geloofsrichtingen en levensovertuigingen nog wel het meest. Zo waren in het westen van de provincie de orthodox-protestantse partijen in de meerderheid, domineerden in het zuiden de katholieken en in bleven in delen van het Rivierengebied en in de Achterhoek de liberalen nog lang de grootste politieke stroming.
Andere samenleving

Bron: Frédérik Ruys (Vizualism), collectie Erfgoed Gelderland (Verhaal van Gelderland boek 4, pagina 85), CC-BY-NC
De Nederlandse samenleving veranderde in de laatste decennia van de negentiende eeuw sterk. Het kiesrecht werd uitgebreid en de ideologische tegenstellingen verscherpten zich verder. In eerste instantie waren het niet de christelijke partijen die zich hardmaakten voor de lotsverbetering van de minder bedeelden. Die plek was volgens hen namelijk door God gegeven. In plaats daarvan namen progressieve liberalen het voortouw in het oplossen van de ‘sociale quaestie’. In 1874 loodste de liberaal Samuel van Houten zijn zogeheten ‘Kinderwetje’ door het parlement. Hiermee werd arbeid door kinderen beneden de 12 jaar in fabrieken officieel verboden. Het was een eerste voorzichtige stap in het bestrijden van de ergste uitwassen. Het was overigens de Gelderse schrijver Jacob Jan Cremer die met zijn in 1863 verschenen novelle Fabriekskinderen landelijk de aandacht had gevestigd op dat schrijnende probleem. Langzamerhand raakten steeds meer mensen uit de betere kringen ervan overtuigd dat de slechte leef-, woon- en werkomstandigheden van hun armere landgenoten ook hen kon schaden. Door uitbraken van besmettelijke ziekten die niet stopten bij hun voordeur, maar ook door de dreiging van toenemende maatschappelijke onrust. Rond de eeuwwisseling kwam de minister van Binnenlandse Zaken Herman Goeman Borgesius, toentertijd liberaal afgevaardigde voor het kiesdistrict Zutphen, met drie baanbrekende wetten: de Leerplichtwet, de Woningwet en de Ongevallenwet.
Bezoek de musea
Deze musea vertellen met hun vaste collectie het verhaal van Politiek & Samenleving in de tijd van de 19e eeuw.
de kaart
Bekijk Gelderse collecties
Deze collectiestukken, afkomstig uit Gelderse collecties, passen bij het thema Politiek & Samenleving in de tijd van de 19e eeuw.
de collectiestukken

Lakstempel ten tijde van de Bataafse Republiek
Stadsmuseum Doetinchem

Tiendaagse Veldtocht
CODA

Boer met schapen bij het huis
Noord-Veluws Museum
Lees meer verhalen
Deze verhalen vertellen je meer over het thema Politiek & Samenleving in de tijd van de 19e eeuw.
de verhalen

De sloop van het kasteel
In 1804 besluit de Burense domeinraad het ernstig verwaarloosde kasteel te slopen. Na de dood van Frederik Hendrik in 1647 is het in verval geraakt..

De eerste archivaris van Gelderland
Gerard van Hasselt groeide samen met zijn oudere broer Johan Conrad (1749-1804) – een ouder zusje werd slechts één jaar – op in het ouderlijk huis aan..

‘Verslag van den toestand der Provincie Gelderland’ over 1875
Bij de opening van de zomervergadering van 1876 konden de Gedeputeerde Staten de Provinciale Staten – die met ‘Mijne Heeren’ werden toegesproken..