19e eeuw
Kennis & Vernieuwing
‘Gelderland op stoom’
Hoewel er in de negentiende eeuw op cultureel gebied vaak naar het verleden werd gekeken, stond de eeuw als geheel in het teken van de toepassing van nieuwe ontdekkingen. Uitvindingen uit het einde van de achttiende eeuw, zoals stoomkracht en elektriciteit, vonden hun weg naar het dagelijks leven, ook in Gelderland. Gelderse steden groeiden in deze tijd uit hun voegen en land werd efficiënter gebruikt. Waterwegen werden (af)gegraven of ingezet als potentiële verdedigingslinie. Nadat rond 1800 de binnen- en buitengrenzen van Nederland enkele malen veranderden, kreeg Gelderland de grenzen die we nu nog kennen.
Van Gelre naar Gelderland
De grenzen van Gelderland waren eeuwenlang vrijwel onveranderd gebleven. Vanaf de instelling van de Bataafse Republiek in 1795 kwam daar verandering in. Nederland werd enkele malen volledig heringedeeld. In 1799 ging het grootste deel van Gelre behoren tot het Departement van de Rijn. In 1802 werd deze herindeling alweer ongedaan gemaakt en kreeg Gelre als Departement Gelderland vrijwel zijn oude vorm terug. Toen Nederland vervolgens in 1811 werd ingelijfd bij het Franse Keizerrijk, werd het gebied tussen Maas en Waal van Gelderland afgescheiden. Twee jaar later, na het vertrek van de Fransen, kreeg Gelderland weer de vorm van voor de revolutie. In 1816-1817 werd daar in de regio Zevenaar nog een gebied aan toegevoegd: de Kleefse enclaves die sinds de middeleeuwen onder gezag van Kleef hadden gestaan.
Onderwijsvernieuwingen
In de negentiende eeuw gingen steeds meer kinderen naar school om lezen, schrijven en rekenen te leren. Maar de klassen waren groot en de kwaliteit van het onderwijs was meestal beperkt. Aanvankelijk volgde slechts een kleine groep kinderen na de lagere school nog onderwijs. Maar in de loop van de negentiende eeuw namen de mogelijkheden voor vervolgonderwijs sterk toe. In 1850 werd in Nijmegen de eerste Gelderse ambachtsschool opgericht. Vanaf 1865 openden in diverse Gelderse steden Hogere Burgerscholen (HBS). Die boden een brede opleiding ter voorbereiding op hogere functies in het bedrijfsleven en de industrie. De eeuwenoude Latijnse scholen werden in een aantal Gelderse steden gehandhaafd, maar werden langzaamaan ‘gymnasia’ genoemd. Wie na het gymnasium verder wilde studeren, moest in de negentiende eeuw zijn vervolgstudie (weer) buiten Gelderland zoeken. De Geldersche Academie in Harderwijk, opgericht in 1648, werd namelijk in 1811 opgeheven.
Op stoom
Nederland, en daarmee ook Gelderland, ging vergeleken met andere West-Europese landen bijzonder laat mee in de industriële revolutie. Pas tegen het eind van de negentiende eeuw werden er grote fabrieken gebouwd. Opvallend is dat de industrie in Gelderland vooral te vinden was op het platteland en in kleinere steden. Dat had te maken met de sinds lang bestaande plattelandsnijverheid, die nu grootschaliger werd. Zo ontstonden er textielfabrieken en metaalfabrieken in de Achterhoek. De grote motor van de industriële revolutie, de stoommachine, was overigens al wel eerder in Gelderland te vinden. In 1831 werd erin Oosterbeek zo’n machine in gebruik genomen om suiker uit bieten te raffineren. Rond 1900 werd stoomkracht ook ingezet om overtollig water uit polders te verwijderen, met stoomgemalen zoals die van Arkemheen (1883).
Gelderland ontsloten
Stoom werd niet alleen toegepast in fabrieken en gemalen; men kon er ook vaartuigen en voertuigen mee aandrijven. Vanaf 1824 voer wekelijks een stoomboot over de Waal tussen Rotterdam en Nijmegen. Twee jaar later was op de Rijn ook wekelijks een rokende pijp te zien. Nadat in Nederland in 1839 de eerste spoorlijn was geopend tussen Amsterdam en Haarlem, werd in 1843 de tweede geopend, de Rhijnspoorweg van Amsterdam naar Utrecht, die twee jaar later verlengd werd tot Arnhem. In 1856 werd deze lijn bij Emmerich verbonden met het Duitse spoornet. Voor deze en andere spoorverbindingen bouwde men in Gelderland verschillende spoorbruggen, zoals bij Culemborg en Arnhem. Het overgrote deel van Oost-Gelderland werd pas in de laatste decennia van de negentiende eeuw via spoorlijnen en tramlijnen ontsloten.
Aan de weg timmeren
Tussen 1815 en 1840 werden in Gelderland grote infrastructurele projecten uitgevoerd. Door heel Gelderland werden oude zandwegen vervangen door verharde wegen (straatwegen) om het vervoer te vergemakkelijken. De aanleg van het Apeldoorns Kanaal tussen Apeldoorn en Hattem tussen 1825 en 1829 moest de Veluwe beter ontsluiten. Dertig jaar later werd het kanaal doorgetrokken naar Dieren. Niet alleen het transport van goederen en mensen versnelde, maar ook het berichtenverkeer. De uitvinding van elektriciteit vergemakkelijkte de communicatie. In 1853 opende de telegraaflijn Amsterdam-Utrecht-Arnhem, die doorliep naar Berlijn.
In een nieuw licht
Nijmegen bezat in de late negentiende eeuw in de gasfabriek al een kleine elektriciteitscentrale. In 1886 werd Nijmegen de eerste stad met een elektrisch verlichte kade. De rest van de stad werd toen nog verlicht met gas- of petroleumlampen. Maar al snel begon men plannen te maken voor een grotere elektrische centrale. Nijmegen werd de eerste plaats in Nederland met elektrische straatverlichting en de Waalstad kreeg een elektrisch tramnet. Dat gaf de elektriciteitsindustrie in de provincie een krachtige impuls. In 1915 werd de Provinciale Geldersche Elektriciteits-Maatschappij (PGEM) opgericht, met als doel ook andere gemeenten op het stroomnet aan te sluiten. Tien jaar later had heel Gelderland stroom.
Muren afbreken en linies optrekken
De Nieuwe Hollandse Waterlinie (1870-1945) was een belangrijke Nederlandse verdedigingslinie. Hij was gebaseerd op het principe van inundatie: het expres onder water zetten van delen van het land, om andere delen onbereikbaar te maken. Bij een dreigende aanval zou het westelijke deel van het Gelderse rivierengebied onder water worden gezet. Alles ten westen van de linie was dan beschermd, alles ten oosten ervan lag open voor de vijand. Deze verdedigingstactiek maakte de vestingstatus van onder meer Zutphen, Doesburg en Nijmegen overbodig. Vanaf 1874 mochten zij hun muren afbreken. Dit was vooral voor Nijmegen een uitkomst. Met het afbreken van de stadsmuren kwam er meer ruimte voor de groeiende bevolking van de stad.
De kneedbare natuur
Akkerbouw en veeteelt waren al eeuwenlang de belangrijkste bronnen van bestaan in Gelderland. In de negentiende eeuw ontwikkelden deze zich in rap tempo door nieuwe kennis en nieuwe technieken. De Rijkslandbouwschool in Wageningen (1876), die wij nu kennen als Wageningen University & Research, was hierin een belangrijke aanjager. Door ontginning van woeste grond, gebruik van kunstmest en het oprichten van coöperatieve melkfabrieken kon het Gelderse land aanzienlijk efficiënter gebruikt worden. Ook werden verschillende dierenrassen in Gelderland gefokt om optimaal te voldoen aan de wensen van de mens. Zo kwam de ‘Barnevelder’ op, een kip die geschikt was voor de productie van zowel eieren als vlees. Het ‘Gelderse paard’ was inzetbaar als werk-, tuig-, rij-, en springpaard.
Bezoek de musea
Deze musea vertellen met hun vaste collectie het verhaal van Kennis & Vernieuwing in de tijd van de 19e eeuw.
Bekijk Gelderse collecties
Deze collectiestukken, afkomstig uit Gelderse collecties, passen bij het thema Kennis & Vernieuwing in de tijd van de 19e eeuw.
de collectiestukken
Oratie in ’t auditorium van de Academie te Harderwijk, 1806, door Chr. Andriessen
Stadsmuseum Harderwijk
Schaatsen, zogenoemde kroonders, Lisserbroek, circa 1890
Nederlands Openluchtmuseum
Kalender voor het jaar 1900 : herald[ische] gegevens van Nederland, zijne provinciën enz. : eenige vlaggen van Nederland, zijne provinciën enz.
CODA
Lees meer verhalen
Deze verhalen vertellen je meer over het thema Kennis & Vernieuwing in de tijd van de 19e eeuw.
de verhalen
De Culemborgse stoel
Tussen 1830 en 1915 bepaalt de Culemborgse stoel het gezicht van veel Nederlandse keukens en eetkamers. Hij is van iepenhout, staat op sabelpoten..
Nijmegen schoner en gezonder
Veel Nijmegenaren werden vroeger ziek omdat de stad erg vies was. Vooral de armen leefden in een ongezonde omgeving. En zieken zonder geld..
De eerste kerstboom stond in Hemmen
Ottho Gerhard Heldring (1804-1876) was een predikant en auteur die veel voor het Betuwse plaatsje Hemmen en omgeving heeft betekend. Hij kwam op..