19e eeuw
Economie & Uitwisseling
Gelderland kijkt steeds meer over de eigen grenzen
Tijdens de Bataafs-Franse Tijd (van 1795 tot 1813) was de economie van Nederland ernstig in het slop geraakt. Na de vorming van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 begon een voorzichtig herstel. Maar een economische grootmacht – zoals in de hoogtijdagen van de oude Republiek – werd Nederland niet meer. Vanaf het midden van de negentiende eeuw kwam de Nederlandse economie wel weer in een stroomversnelling. Dat had vooral te maken met technische ontwikkelingen, verbetering van de infrastructuur en intensivering van het internationale handelsverkeer. Het overwegend rurale Gelderland profiteerde daarvan mee. De Gelderse economie dreef inmiddels ook niet meer alleen op de landbouw.
De Gelderse landbouw
De landbouw bleef wel een belangrijke bedrijfstak. In de negentiende eeuw was de Gelderse agrarische sector heel divers. Met enkele grote, maar vooral ook veel kleine boerenbedrijven. De opbrengst kan in onze ogen laag zijn geweest, maar bedenk wel dat de boeren toen nog niet de beschikking hadden over kunstmest en gemotoriseerde landbouwmachines. Bovendien was niet al het landbouwareaal in cultuur gebracht. In het vruchtbare Rivierenland wel, maar op de Veluwe, met zijn heide en stuifzanden, en in de Achterhoek, met eveneens veel woeste gronden, zeker niet. Door de gebrekkige infrastructuur waren de afzetgebieden van veel agrarische producten klein, maar dat gold niet voor alles wat er van het land en uit de stal kwam. Al voor de komst van treinverbindingen en voor het goedkoper worden van vrachtvervoer over de weg werd voor ver afgelegen (internationale) markten geproduceerd. Gerookte hammen en spek uit de Achterhoek vonden al heel lang hun weg naar Holland. In 1847, toen grote delen van Europa door de aardappelziekte en misoogsten te kampen hadden met extreem hoge voedselprijzen, kochten Engelse handelaren in de Betuwe zelfs de gehele kersenoogst op. Een van de meest in het oog springende Gelderse landbouwsectoren is toch wel die van het pluimvee. Toen door de internationale landbouwcrisis (±1878-1895) de prijzen van akkerbouwproducten omlaag gingen – concurrerend graan uit Noord-Amerika was daarvan de voornaamste oorzaak – en ook de boterproductie door de opkomst van ‘kunstboter’ (margarine) onder druk kwam te staan, schakelden steeds meer zandboeren over op het grootschalig houden van kippen. Met name ‘De Barnevelder’, een kip die zowel vlees als eieren oplevert, werd een groot succes. Rond de eeuwwisseling exporteerde Gelderland meer vlees- en zuivelproducten dan ooit tevoren.
Technische innovaties
De oprichting in 1876 van de Wageningse landbouw(hoge)school is van groot belang geweest voor technische vernieuwingen in de landbouw. Winand Staring, zoon van de dichtende grootgrondbezitter Anthony, was in 1847 medeoprichter van de Geldersche Maatschappij van Landbouw. Hij werd in ons land een van de belangrijkste pleitbezorgers van landbouwverbetering. Als inspecteur voor het middelbaar en landbouwonderwijs lobbyde hij jarenlang achter de schermen voor Wageningen als standplaats. Verbetering van kennis en techniek zorgde ook in andere sectoren voor expansie. In de grafische sector maakte de uitgeversfamilie Thieme in zowel Zutphen, Arnhem als Nijmegen al langere tijd furore, drukkerijen als die van Misset in Doetinchem (opgericht in 1876) groeiden in korte tijd uit tot gerenommeerde firma’s. Ook de textielindustrie, van oorsprong een ambachtelijke huisnijverheid, werd voortdurend gemoderniseerd. In Winterswijk en omstreken was de familie Willink aanjager van tal van technische innovaties. Deze textielbaronnen waren ook de drijvende krachten achter de aanleg van meerdere treinverbindingen met Duitsland. Zo kon er goedkoop steenkool uit het Ruhrgebied worden geïmporteerd en kleding naar de oosterburen worden geëxporteerd.
Duitse ondernemers
Niet alleen de bovengenoemde families Thieme en Willink hadden Duitse wortels, dat gold ook voor ondernemers die het Nederlandse winkelbedrijf en de productie van luxe producten een enorme impuls gaven. De katholieke families Bahlmann en Dobbelmann vestigden zich in de jaren 1820 en 1830 in Nijmegen. Bernard J.J.F. Bahlmann had de kneepjes van het vak geleerd bij zijn Nedersaksische streekgenoot Anton Sinkel – bekend van de gelijknamige winkel, waar alles te koop was. Samen met een zwager kocht hij eerst een weverij en een katoenfabriek op, later opende hij manufacturenzaken in onder meer Arnhem en Nijmegen. Duitsers zijn in Nederland de grondleggers geweest van het grootwinkelbedrijf. Winkels als die van C & A Brenninkmeijer, Peek & Cloppenburg en Vroom & Dreesmann hebben allemaal een Duitse oorsprong. Deze ‘Duitsers’, die zich overigens al snel tot Nederlander naturaliseerden, verkochten niet alleen, ze produceerden ook. Johann P. Dobbelmann, die eerst in de Nijmeegse binnenstad likeuren had gedistilleerd en in koloniale waren had gehandeld, begon in 1854 een zeepfabriek. In 1895 werd een pand aan de Graafseweg betrokken van waaruit tal van zeepproducten hun weg vonden naar klanten in binnen- en buitenland.
Groei consumptie
Mede als gevolg van de sterke economische groei veranderende eind negentiende eeuw de samenleving. De meeste mensen gingen meer verdienen. De eerste tekenen van een consumptiemaatschappij werden zichtbaar. In het overwegend rurale Gelderland groeide de dienstensector, in het bijzonder de banken- en de verzekeringssector. In deze jaren konden steeds meer mensen zich toeristische uitjes en sportbeoefening veroorloven. Dat waren vrijetijdbestedingen die daarvoor vooral aan welgestelden waren voorbehouden. De sociale klassen reisden nog wel apart – de meeste spoorwegen kenden drie verschillende prijsklassen – en het zou ook nog wel even duren voordat elite- en arbeidersclubs elkaar op het voetbalveld zouden treffen, toch ging het ook in sociaal-maatschappelijk opzicht steeds beter. Het steeds toegankelijker worden van de openbare ruimte kwam het beste tot uiting in het gebruik van de fiets. Eerst een recreatief vervoermiddel voor de elite, maar vlak na de eeuwwisseling trapte ook het gewone volk massaal op de pedalen. In 1902 werd in Dieren de Gazelle-fabriek geopend. Het was niet de enige Gelderse fietsenfabriek – o.a. Sparta uit Apeldoorn en Empo uit Vorden volgden later -, maar Gazelle is tot op de dag van vandaag wel nationaal en internationaal de succesvolste Nederlandse rijwielfabrikant.
Bezoek de musea
Deze musea vertellen met hun vaste collectie het verhaal van Economie & Uitwisseling in de tijd van de 19e eeuw.
de musea
de kaart
Luister naar de podcast
Ontdek in de Verhaal van Gelderland Podcast verrassende feiten, nieuwe inzichten en spannende verhalen over het thema Economie & Uitwisseling in de tijd van de 19e eeuw.
de podcast
Uw vervoersbewijs alstublieft
Presentator René Arendsen stapt in het grootste rijdende museum van Nederland: de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij. In deze aflevering beginnen we onze treinreis op station Beekbergen. Bezoekers kunnen hier in de werkplaats antieke stoomtreinen en wagons bewonderen. Het station is ook het opstappunt voor een ritje over de historische spoorlijn tussen Dieren en Apeldoorn, ook wel het Koningslijntje genoemd. Vrijwilliger Remco Pollé leidt ons rond en neemt ons mee in de Gelderse geschiedenis van de stoomtrein. Historicus Jonn van Zuthem vertelt over twee andere belangrijke vervoersmiddelen in het negentiende-eeuwse Gelderland: de tram en de fiets.
Bekijk Gelderse collecties
Deze collectiestukken, afkomstig uit Gelderse collecties, passen bij het thema Economie & Uitwisseling in de tijd van de 19e eeuw.
de collectiestukken
1/4 gulden 1854, Ned. Indië
Stedelijk Museum Zutphen
Boerenwagen (oogstwagen), type uit het krijt- en lössgebied van Zuid-Limburg, 1890–1900
Nederlands Openluchtmuseum
Verzilverde messing broekstukken, Walcheren, 1850–1875
Nederlands Openluchtmuseum
Lees meer verhalen
Deze verhalen vertellen je meer over het thema Economie & Uitwisseling in de tijd van de 19e eeuw.
de verhalen
Een erfenis voor de ‘verheffing den arbeidende klasse’
Hij moet het einde hebben voelen aankomen. Op 12 februari 1871 laat de ongeneeslijk zieke – en ongetrouwde – David Evekink in zijn testament..
De identiteit van katholieke vakbonden in een tijd van fusies
Toen in 1853 de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland werd hersteld, konden de Nederlandse katholieken zich op allerlei gebieden gaan organiseren..
Langdurige welvaart door het kolonialisme
Johannes Vincent Westrik werd in 1802 geboren in Berbice, in het huidige Guyana. Dit was eerst een Nederlandse kolonie, maar werd in 1814 definitief..